Terug
Gepubliceerd op 19/12/2019

2019_GR_00323 - Heffingsreglement Leegstand, aanslagjaren 2020 tot en met 2025 - Goedkeuring

gemeenteraad
ma 16/12/2019 - 19:30 Raadzaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Fons Verwimp, Karolien Eens, Stefan Govaerts, Willy Wilms, Alies Smeets, Inne Peys, Liliane Moonen, Paula Van Sweevelt, Nancy Sanen, Wouter Janssen, Guido Steurs, Liesbet Geyskens, Bob Geyskens, Ans De Jong, Johan Moonen, Isabelle Kortleven, Dirk Camps, Ronny Carmans, Nico Wilms, Kurt Vermeyen, Eric Verboven, Orlando Argento, Chris Gaethofs, Tom Thijsmans, Karolien  Alders

Verontschuldigd

Serge Van den Bossche, Jozef Van Aelst

Secretaris

Tom Thijsmans
2019_GR_00323 - Heffingsreglement Leegstand, aanslagjaren 2020 tot en met 2025 - Goedkeuring 2019_GR_00323 - Heffingsreglement Leegstand, aanslagjaren 2020 tot en met 2025 - Goedkeuring

Motivering

Argumentatie

De beslissing van de gemeenteraad van 21 december 2009 tot vaststelling van het reglement "Gemeentelijk register Leegstand", hierna leegstandsregister genoemd.

Het decreet Grond- en Pandenbeleid werd gewijzigd op 14 oktober 2016, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 13 december 2016, in het bijzonder artikel 2.2.6 tot en met artikel 2.2.9 en artikel 3.2.17 tot en met 3.2.29. Gemeenten zijn vanaf nu niet meer verplicht om een leegstandsregister bij te houden. Ook wat betreft de leegstandsheffing krijgen de lokale besturen de volledige beleidsvrijheid. Door deze wijzigingen krijgen de gemeenten de volle verantwoordelijkheid in het leegstandsbeleid.

De strijd tegen leegstaande woningen en gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister ook daadwerkelijk leidt tot een belasting.

De gemeente kan deze inkomsten rechtstreeks innen door het instellen van een eigen heffingsreglement.

De raming wordt voorzien onder budgetcode 7374000/01/0020.

De langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden.

De financiële toestand van de gemeente.

Juridische grond

De Grondwet, artikelen 41, 162 en 170, §4.

Het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, meer bepaald de artikelen 2, 40, 41, 252, 286 tot en met 287 en 326 tot en met 335.

Het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.

De omzendbrief KB/ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit.

Het decreet van 15 juli 1997 en latere wijzigingen, houdende de Vlaamse Wooncode.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2009 betreffende het leegstandsregister.

Het gemeentelijk Heffingsreglement Leegstand, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 29 augustus 2016.

Het decreet van 27 maart 2009 betreffende het Grond- en Pandenbeleid en latere wijzigingen, hierna het Grond- Pandendecreet genoemd.

De financiële toestand van de gemeente.

Besluit

Het agendapunt wordt aangenomen met 17 stemmen voor en 6 onthoudingen (N-VA: Geyskens L., Moonen J., Carmans R., De Jong A., Kortleven I., LOOI.nu: Wilms N.)

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

dit heffingsreglement toe te passen voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 voor alle reeds geregistreerde en nog te registreren panden, waarvan een heffingstermijn vervalt in de periode tussen 1 januari en 31 december. Dit geldt ook wanneer de administratieve akte van leegstand werd opgemaakt vóór 1 januari van het betrokken aanslagjaar;

Artikel 2

voor het betrokken aanslagjaar een jaarlijkse gemeentebelasting te vestigen op de woningen en gebouwen die gedurende minstens 6 of 12 opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister overeenkomstig artikel 4;

Artikel 3

het leegstandsregister op te maken en bij te houden overeenkomstig artikel 2.2.6 van het decreet grond- en pandenbeleid en het gemeentelijk reglement betreffende het leegstandsregister.

De definities van woningen en gebouwen uit artikel 1.2 van het decreet zijn toepasselijk, evenals de andere definities van artikel 1.2 van decreet.

Leegstaande gebouwen zijn gebouwen als omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet.

Leegstaande woningen zijn woningen als omschreven in artikel 2.2.6 van het decreet;

Artikel 4

de belasting voor een leegstaande woning, gebouw of kamer voor het eerst verschuldigd te verklaren vanaf het ogenblik dat deze gedurende 6 opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister. Daarna is de belasting verschuldigd, elke 12 maanden, zolang de leegstand niet uit het leegstandsregister is geschrapt.

Zolang het leegstaand gebouw/de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar vervolgens verschuldigd telkens op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt;

Artikel 5

§1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaande gebouw, woning of kamer op het ogenblik dat de belasting verschuldigd wordt.

§2. In geval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.

§3. In geval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.

§4. In geval er meerdere andere houders van het zakelijk recht zijn, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld;

Artikel 6

de overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister. Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de authentieke akte bezorgen aan de gemeente, binnen twee maanden na het verlijden van deze akte. Deze kopie bevat minstens volgende gegevens:

  • naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;
  • datum van de akte, standplaats en naam van de notaris;
  • nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of gebouw.

Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van artikel 4, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.

Artikel 7

het bedrag van de belasting vast te stellen voor het eerste aanslagjaar:

1° € 1.100,00 voor een leegstaand gebouw;

2° voor een leegstaande woning:
   a) € 1.100,00 voor een eengezinswoning;
   b) € 85,00 voor een kamer als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 10° bis van de Vlaamse Wooncode;
   c) € 340,00 voor elke andere woning dan deze, vermeld onder a) en b).

de jaarlijkse leegstandsbelasting te vermeerderen met:

1° € 250,00 voor een leegstaand gebouw;

2° voor een leegstaande woning:
   a) € 250,00 voor een eengezinswoning;
   b) € 25,00 voor een kamer als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 10° bis van de Vlaamse Wooncode;
   c) € 100,00 voor elke andere woning dan deze, vermeld onder a) en b);
per bijkomende nieuwe termijn van 12 maanden dat het goed op de inventaris staat, na de datum waarop de belasting voor de tweede maal verschuldigd was;

Artikel 8

vrijstellingen

Artikel 8.1

Eerste soort vrijstelling

van de leegstandsheffing vrij te stellen, slechts voor zijn/haar aandeel in het houderschap van het zakelijk recht en hiermee een uitzondering makend op de bepalingen uit artikel 5 van dit besluit, de belastingplichtige die op het ogenblik van het verstrijken van de hierboven bepaalde termijn:

  1. sinds minder dan 6 maanden zakelijk gerechtigde is van het betreffende goed, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts eenmalig geldt en dit voor de heffingsperiode, volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. Het bewijs wordt geleverd volgens de bepalingen in artikel 6 uit dit reglement;
  2. al minstens 6 maanden in een erkende ouderenvoorziening verblijft, en dit voor een periode zolang aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het bewijs wordt geleverd door de erkende ouderenvoorziening waar de belastingschuldige verblijft;
  3. al minstens 6 maanden opgenomen werd in een psychiatrische instelling, en dit voor een periode zolang aan deze voorwaarde wordt voldaan. Het bewijs wordt geleverd door de erkende instelling waar de belastingschuldige verblijft.

De vrijstelling geldt zolang de belastingplichtige aan één van de 3 bovenvermelde voorwaarden voldoet.

De vermelde vrijstellingstermijnen kunnen niet gecumuleerd worden. De aanvrager dient precies te vermelden voor welke van deze drie redenen de vrijstelling aangevraagd wordt.

In geval van mede-eigendom blijven de overige mede-eigenaars aansprakelijk voor de betaling van het totaal van het overige aandeel van de belastingschuld. In geval er meerdere andere houders van het zakelijk recht zijn, blijven deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling ervan.

Artikel 8.2

om deze vrijstelling te bekomen moet er binnen een termijn van 3 maanden, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet, de zakelijk gerechtigde in kwestie bij middel van een aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs afgeleverd door de gemeentelijke dienst Ruimtelijke Planning & Vergunningenbeleid, een aanvraag richten aan de gemeente Tessenderlo.

De aanvraag wordt gedagtekend en bevat minstens volgende gegevens:

  • identiteit en adres van de indiener;
  • de verwijzing naar de administratieve akte én naar het gebouw of de woning waarop het beroep betrekking heeft;
  • de reden waarvoor de vrijstelling wordt aangevraagd;
  • één of meerdere bewijsstukken die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden om een vrijstelling aan te vragen volgens artikel 7 van dit besluit.

Wanneer iemand optreedt namens de zakelijk gerechtigde, moet aan het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging worden gehecht, tenzij het gaat om een raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

De aanvraag tot vrijstelling wordt als NIET-ontvankelijk beschouwd wanneer:

  • deze te laat is ingediend;
  • deze niet ingediend is conform de bepalingen zoals vermeld in artikel 8 van dit besluit;
  • deze niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde;
  • de aanvraag niet ondertekend werd.

Wanneer het college van burgemeester en schepenen de onontvankelijkheid vaststelt, wordt dit aan de indiener meegedeeld met de vermelding dat de procedure als afgehandeld wordt beschouwd.

Artikel 8.3

dat het college van burgemeester en schepenen de gegrondheid zal onderzoeken van de ontvankelijke aanvragen tot vrijstelling op basis van stukken die als feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek dat uitgevoerd wordt door een door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen aangesteld personeelslid.

Wanneer de toegang tot het pand geweigerd of verhinderd wordt voor dit feitenonderzoek, wordt het verzoek geacht ongegrond te zijn.

Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over de aanvraag tot het bekomen van een vrijstelling en betekent deze beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 60 dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van de aanvraag door de indiener. De uitspraak wordt aan de indiener per beveiligde zending betekend.

Artikel 8.4

Tweede soort vrijstelling

van de leegstandsheffing automatisch vrij te stellen, het goed dat:

  1. gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
  2. krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument;
  3. eigendom is van één van volgende houders van het zakelijk recht, al dan niet in volle eigendom:
    1. een sociale huisvestingsmaatschappij die door de VMSW is erkend;
    2. de gemeente;
    3. het OCMW;
    4. officiële instellingen voor opvang van specifieke doelgroepen;
  4. gehuurd wordt door het OCMW voor de huisvesting van LOI voor zolang het huurcontract loopt. Het OCMW meldt aan de gemeentelijke dienst Grondbeleid de adressen van de gebouwen die voor deze huisvesting gehuurd worden en de looptijd van de huur.

De vrijstelling geldt zolang aan één van de 4 hierboven vermelde voorwaarden voldaan wordt. De vrijstelling wordt, onbeperkt in de tijd, direct en automatisch toegekend bij de opname in het leegstandsregister.

Artikel 8.5

Derde soort vrijstelling

van de leegstandsheffing tijdelijk  vrij te stellen, het goed dat:

  1. ten gevolge van een plotse ramp vernield en/of beschadigd werd, met dien verstande dat de vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van maximum 12 maanden volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
  2. onmogelijk opnieuw in gebruik kan genomen worden o.w.v. een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of o.w.v. een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van maximum 24 maanden volgend op de datum van aanvang van de onmogelijkheid tot gebruik;
  3. gerenoveerd wordt volgens een niet vervallen omgevingsvergunning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van maximum 24 maanden, volgend op de datum van de verleende omgevingsvergunning (uitzondering hierop is de slopingsvergunning: deze geeft geen recht op vrijstelling);
  4. gerenoveerd wordt volgens een renovatieschema, ingediend bij de gemeentelijke dienst Ruimtelijke Planning & Vergunningenbeleid en goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van maximum 12 maanden, volgend op de datum van de verleende goedkeuring.
    Een verlenging van deze vrijstelling voor een tweede termijn van maximum 12 maanden kan mits voorafgaande bewijsvoering voor de eerste termijn.
    Deze vrijstelling kan enkel voor zeer grondige renovatiewerken waarvoor geen vergunning vereist wordt, zoals installatie van nieuwe keuken, nieuwe badkamer en andere verbouwingswerken waardoor bewoning tijdelijk onmogelijk is;
  5. een bodemsaneringsproject lopende/in uitvoering heeft, ingediend bij OVAM, met dien verstande dat:
    • het bodemsaneringsproject de woning/het gebouw zelf intern treft;
    • of het bodemsaneringsproject het kadastraal perceel treft waarop de woning of het gebouw zich bevindt, waarbij de bewoonbaarheid van de woning onmogelijk gemaakt wordt. In de beoordeling over de al dan niet bewoonbaarheid van een woning waar een bodemsaneringsproject lopende is, is een gezamenlijk actueel verslag van de huisvestings- en milieuambtenaar vereist om hierover uitsluitsel te geven;
    • er een attest ter zake van OVAM moet voorgelegd worden ter staving;
    • deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van 36 maanden, volgend op de datum van de beslissing van OVAM inzake het Beschrijvend Bodemonderzoek.

Enkel de hierboven opgesomde vrijstellingen kunnen worden ingeroepen en deze vrijstellingen kunnen niet gecumuleerd worden. In het geval een goed voor meer dan één vrijstelling in aanmerking komt, zal de langste vrijstellingstermijn aangehouden worden om de periode van vrijstelling te bepalen.

Artikel 8.6

van de leegstandsheffing kan de zakelijk gerechtigde deze tijdelijke vrijstelling vragen, door middel van een aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs afgeleverd door de gemeentelijke dienst Ruimtelijke Planning & Vergunningenbeleid, te richten aan de gemeente Tessenderlo binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.

Het verzoek wordt gedagtekend en bevat minstens volgende gegevens:

  • identiteit en adres van de indiener;
  • de verwijzing naar de administratieve akte én naar het gebouw of de woning waarop het beroep betrekking heeft;
  • één of meerdere bewijsstukken die aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden om een tijdelijke vrijstelling aan te vragen volgens artikel 8 van dit besluit.

Wanneer iemand optreedt namens de zakelijk gerechtigde, moet aan het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging worden gehecht, tenzij het gaat om een raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of advocaat-stagiair.

Het verzoek wordt als NIET-ontvankelijk beschouwd wanneer:

  • het niet ingediend is conform de bepalingen zoals vermeld in artikel 8.6 van dit besluit;
  • het niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde;
  • het verzoekschrift niet ondertekend werd.

Wanneer het college van burgemeester en schepenen de onontvankelijkheid vaststelt, wordt dit aan de indiener meegedeeld met de vermelding dat de procedure als afgehandeld wordt beschouwd;

Artikel 9

college van burgemeester en schepenen de gegrondheid van de ontvankelijke verzoeken te laten onderzoeken op basis van stukken die als feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek dat uitgevoerd wordt door een door het college van burgemeester en schepenen met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen aangesteld personeelslid.

Wanneer de toegang tot het pand geweigerd of verhinderd wordt voor dit feitenonderzoek, wordt het schorsingsverzoek geacht ongegrond te zijn.

Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het verzoek tot tijdelijke vrijstelling en betekent deze beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 60 dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schorsingsverzoek door de indiener. De uitspraak wordt aan de indiener per beveiligde zending betekend;

Artikel 10

te bepalen dat het goed dat tijdelijk vrijgesteld werd van de heffing,  na afloop van de vrijstellingsperiode automatisch en zonder voorafgaande verwittiging, opnieuw onderworpen wordt  aan de heffing waarvan het tijdelijk werd vrijgesteld met dien verstande dat de vrijstellingstermijn niet bijgeteld wordt in de anciënniteit voor het bepalen van de hoogte van de heffing;

Artikel 11

indien de belastingschuldige de leegstand laat aanhouden omwille van een vreemde oorzaak die de belastingschuldige niet kan worden toegerekend  eveneens een vrijstelling te verlenen;

Artikel 12

te bepalen dat de kohieren worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar door het college van burgemeester en schepenen. Het kohier wordt tegen ontvangstewijs gezonden aan de met de invordering belaste financieel directeur die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtigen. Het aanslagbiljet bevat de verzendingsdatum en de gegevens vermeld in het kohier. Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van onderhavig reglement;

Artikel 13

de belastingschuldige per gewone brief aan de betaling te herinneren wanneer de aangerekende belasting niet binnen de vastgestelde termijn van twee maanden betaald is en aan de belastingschuldige een aangetekende herinneringsbrief te versturen wanneer de aangerekende belasting niet volledig betaald is binnen de vastgestelde termijn van de eerste herinnering en voor deze aangetekende herinneringsbrief aan de belastingschuldige administratiekosten ten bedrage van € 12,50 aan te rekenen;

Artikel 14

te bepalen dat de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger tegen een aanslag, een belastingverhoging of een administratieve geldboete, een bezwaarschrift  kan indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk ingediend worden, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval ingediend worden binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending  van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat door het college van burgemeester en schepenen speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen de vijftien kalenderdagen na indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingplichtige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel directeur. Indien de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger wenst gehoord te worden, moet dit uitdrukkelijk vermeld worden in het bezwaar. Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het bezwaar en betekent deze beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van 60 dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het bezwaar door de indiener. De uitspraak wordt aan de indiener van het bezwaar per beveiligde zending betekend;

Artikel 15

het reglement te laten bekendmaken op de webtoepassing van de gemeente, met vermelding van zowel de datum waarop het werd aangenomen als de datum waarop het op de webtoepassing bekendgemaakt werd en de toezichthoudende overheid op de hoogte te brengen van deze bekendmaking.